Het romantische gitaarlied 1780/1830: een terreinverkenning

Jelma van Amersfoort

Dit is de bijgewerkte versie van een artikel dat ik in 1998 schreef voor het programmaboek voor de 'Dag van de Romantische Gitaar' in Amsterdam, georganiseerd door de Arionstichting i.s.m. het Sweelinck Conservatorium. Het artikel is nog niet definitief.

Introductie

In de periode van ca. 1780 tot 1830 is er een enorme hoeveelheid werken gecomponeerd en gepubliceerd voor de stem en de gitaar, in Frankrijk, Duitsland, Wenen, Engeland, Spanje en andere Europese landen. Niet alleen de hoeveelheid repertoire is verbijsterend (een heel voorzichtige schatting van muziek in verschillende collecties komt al snel boven de 10.000 werken uit) ook de variatie in stijl en idioom is zeer groot. Er zijn romances, boleros, liederen met amoureuze of mythologische strekking, liederen over eten en drinken, patriottische liederen, emstige Duitse romantische liederen, arrangementen van opera-melodieen en schunnige versjes. Het muzikale niveau van deze werken varieert van het simpele en triviale tot muziek die tot de belangrijke kunst-uitingen van de vroege romantiek mag worden gerekend. Als geheel geeft dit overweldigend grote repertoire een indruk van een vitale en actuele subcultuur in een tijd van grote maatschappelijke en kunstzinnige revoluties.

Dit repertoire voor zang en gitaar is bij moderne gitaristen en gitaar-historici ofwel grotendeels onbekend, ofwel ernstig ondergewaardeerd. Gitaarhistorici als Matanya Ophee en Frederick Grunfeld hebben het over banale en triviale muziek, vooral wanneer zij spreken over Franse romances. In biografieen van belangrijke 19de eeuwse gitaristen wordt dit deel van hun creatieve produktie genegeerd of verwaarloosd, en moderne uitgevers hebben nog niet het topje van de ijsberg uitgegeven. Mijns inziens echter wordt het tijd voor een herwaardering van een grote hoeveelheid muziek voor gitaar en stem, nu de gitaar internationaal niet meer aIleen als soloinstrument wordt beschouwd, en nu in bredere kringen de visie op de (muziek)geschiedenis begint te veranderen van een wat beperkte interesse in alleen geniale meesterwerken tot een bredere interesse in de muzikale hoofdstroom van een tijd, waarbij niet alleen concertmuziek interessant wordt gevonden, maar ook de muziek voor de kamer, het boudoir, de salon, de tuin of het cafe. Gezien de kennelijk grote betekenis van de gitaar als zangbegeleidingsinstrument, op alle niveaus van culturele pretentie, en de tegenwoordig zeer geringe bekendheid van dit repertoire rijst een aantal vragen:

In dit artikel zal geprobeerd worden een voorlopig beeld te schetsen van het romantische gitaarlied, een beeld dat echter door de wijdsheid van het onderwerp zeer veel nieuwe vragen zal oproepen.

Waar komt het genre vandaan?

De gitaar werd gedurende de zeventiende eeuw al ingezet als continuo-instrument bij zang. Deze tendens startte in Italie met componisten als Kapsberger, Crivellati (1628) en Corradi (1616). Waarschijnlijk gebruikte men de gitaar zowel als het enige akkoord-instrument als jn combinatie met andere continuo-instrumenten als de chitarrone of het clavecimbel, en de gitaar werd vooral ingezet waar het ging om liederen met een strofisch en dansant karakter. Er zijn uitgaven met het zgn. Alfabeto-systeem, dat met hoofdletters de te spelen akkoorden aangeeft, en waarschijnlijk las een aantal gitaristen ook normale basso-continuo-notatie: een interessante bron hiervoor is Matteis' Tbe False Consonances of Music (1682). Ook zijn er dit soort bundels uitgegeven in Frankrijk en Engeland.

Daarnaast is er minstens een bron voor liederen met een uitgeschreven gitaar-begeleiding: de liederen van Jose Martin (ca 1618-1699), in een manuscript met tabulatuurnotatie. Herdrukt in een bundel van Chanterelle (die vreemd genoeg enige tijd in een aantal ‘ramsj’–winkels te koop is geweest, en nu slechts moeilijk te krijgen is) zijn 51 liederen in een moderne zetting. Deze liederen zijn afkomstig uit het manuscript MU-4-1958, Mu.Ms.727 uit het Fitzwilliam Museum te Cambridge, Groot Brittannie.

Het gebruik van de gitaar als continuo-instrument duurde voort tot ver in de 18e eeuw, en zelfs tot in de methode van Carulli (1809) zijn sporen hiervan terug te vinden. Er was dus tegen het einde van de 18de eeuw al de gewoonte om de gitaar te gebruiken als begeleiding van de zang.

Het begin van het gitaar-lied

Als beginpunt voor het repertoire waarover hier gesproken wordt neem ik de eerste uitgaven voor de gitaar in notenschrift, en vooral die, welke bedoeld zijn voor de zessnarige gitaar, hoewel er ook veel materiaal is dat zowel voor de vijf- als de zessnarige gitaar geschikt is. Zingende  dames met gitaarTot de vroegste werken behoren die van Merchi, Cimarosa, en Porro, en liedjes uit verschillende gitaarmethodes: ten onrechte vergeten en soms van hoge kwaliteit. Deze liederen uit de late 18e eeuw zijn muzikaal vaak interessant, kort, en klassiek van stijl. Pierre Porro, (1750-1831) die ook uitstekende duet ten voor gitaar en viool maakte, schreef onder meer 'Nouvelles Etrennes De Guitarre' opus 4 (1784) die vooral liederen bevatten, en de 'Six Romances' opus 34 (ca.1793-1809) voor gitaar (met 5 of 6 snaren), zangstem en viool. Zijn liedjes zijn heel fris en origineel, met attracties als vibrato-aanduidingen voor zowel zang als gitaar, ornamenten, en verrassende harmonische wendingen. Ook sommige laat-18de eeuwse gitaarmethodes bevatten interessante stukken voor zang en (viool en) gitaar, zoals bijvoorbeeld die van Pierre-Jean Baillon uit 1781.

naar boven

Parijs

Heel talrijk en binnen Europa zeer invloedrijk was de produktie van liederen met gitaar in Frankrijk, kort na de eeuwwisseling. Een grote groep obscure en bekende gitaristen als de broers Meisonnier, Guillaume Gatayes, Sophie Gail, Hector Berlioz, Oscar de Lagoanere, Ferdinando Carulli,  Matteo Carcassi Matteo Carcassi en Antoine Lemoine hield zich bezig met de produktie van enorme hoeveelheden liederen met gitaar. Het gaat om originele liederen, romances, bewerkingen van operamelodieen en ondeugende liedjes met titels als Les cinq premieres mois de mariage (De eerste vijf maanden van het huwelijk), en A boire je passe ma vie (Ik leef alleen om te drinken). Ook vindt men vele werken voor twee of drie stemmen en gitaar, en een enkel met een toegevoegde fluit, viool of zelfs trommel.

Het overheersende genre voor de gitaarliederen was de 'romance': een genre dat in de jaren 1780 was ontstaan in Frankrijk als exponent van romantische idealen als terug naar de eenvoud, 'terug naar de natuur' , en naar het 'volkse' in de kunst. De teksten gaan vaak over situaties in de middeleeuwen, onbeantwoorde liefde, en de amoureuze avonturem van herders en herderinnen. Regels als Dites-moi Pastourelle, Quel est le vieux Chateau? (Zeg mij herderinnetje, wat is dat voor oud kasteel?) uit 'La Pauvre Adele' van Narcisse Carbonel zeggen wat dat betreft genoeg. Muzikale kenmerken zijn een ongekunsteld karakter, en de afwisseling tussen gedeeltes in majeur- en mineurtoonsoorten met dezelfde grondtoon.

Naast de romance zijn er opmerkeIijk veel grappige, soms wat vunzige liedjes uitgegeven in Parijs, over eten en drinken, de fysieke kant van de lief de, de teleurstellingen van het leven, en over bars en cafes ('Le Boulevard du Temple a Paris', en 'Quand on n'a plus d'Argent' van Gatayes). Soms hebben deze liedjes de genreaanduiding 'folie', of dwaasheid. De meester van dit genre was G.P.A. Gatayes (1774-1846), die er tientallen schreef.

Men moet zich verder realiseren dat de verspreiding van bladmuziek in het begin van de 19de eeuw anders georganiseerd was dan nu: een groot deel van wat uitgegeven werd verscheen in de vorm van muziekperiodieken. In de late 18de en in de 19de eeuw verschenen er honderden van deze tijdschriften, of beter gezegd: muziek-abonnementen. Het kwam erop neer dat de muziekliefhebber zich kon abonneren op een serie bladmuziek voor een bepaald instrument of een bepaald genre. Dit soort periodieken bestond voor pianisten, zangers, fluitisten, strijkkwartetspelers, en er waren zeker tientallen publicaties voor de gitaar. Dit was voomamelijk een Franse industrie, maar er zijn ook gitaarperiodieken bekend uit Moskou, St. Petersburg, Brussel, Wenen, Freiburg, Leipzig, Hamburg, en Mainz. (Het zou interessant zijn om te weten of een of meerdere Nederlandse gitaarperiodieken bestaan hebben, in de wetenschap dat er in Nederland muziekperiodieken en gitaristen zijn geweest in de 19de eeuw.) Twee voorbeelden van Parijse periodieken, met de teksten van de titelpagina's die veel duidelijkheid geven .

Journal de Musique Etrangere, pour la Guitare ou Lyre, redige par Castro. Chaque numero de ce Journal sera composee de trois morceaux, dont un de chant Espagnol, un de chant ltalien et un pour l'instrument. A Paris, chez l'Editeur et Auteur, Rue de Provence, No 14.6
(Tijdschrift voor Buitenlandse Muziek, voor de gitaar of Lyra, geredigeerd door Castro. Elke aflevering zal bestaan uit drie stukken, waarvan een een Spaans lied, een een ltaliaans lied, en een instrumentaal [werk] .[Verkrijgbaar] te Parijs, bij de Uitgever en Componist, Rue de Provence, No 14.)

Deze Salvador Castro de Gistau, over wie nagenoeg niets bekend is, publiceerde dus, (waarschijnlijk in 1808) in de vorm van een periodiek, in een jaar al 36 werken waarvan 24 met zang, en 12 solo-werken. Het meeste wat hij publiceerde was van hemzelf, maar ook was hij de uitgever van werk van Sor (Air Varie pour la Guitare opus 3 en diverse werken zonder opusnummer) en van (Federico?) Moretti. Hoeveel jaren dit periodiek bestond is niet duidelijk, maar het toont het hoge tempo aan waarin liederen verschenen.

Journal de Lyre ou Guitare, redige par Meisonnier. Chaque Numero de ce journal sera compose de deux Romances francaises, un Air italien et une Piece pour la Lyre ou Guitare, composes par les meilleurs Auteurs (Accompagnement de Lyre ou guitare par Meisonnier.) Il paraitra un numero tous les premiers de chaque mois.
(Tijdschrift voor lyra of gitaar, geredigeerd door Meisonnier. Ieder nummer van dit blad zal bestaan uit twee Franse Romances, een ltaliaans lied en een [instrumentaal] stuk voor de lyra of gitaar, geschreven door de beste componisten (gitaar- of lyra begeleiding van Meisonnier). Op de eerste van elke maand zal er een nummer verschijnen.)

Dit periodiek verscheen in ieder geval van ca. 1815 tot en met 1827, en als Meisonnier zich aan zijn toezegging gehouden heeft, betekent dat, dat hij in deze periode 312 Franse romances, 156 ltaliaanse liederen en 156 solowerken heeft uitgegeven.

naar boven

Spanje

Er is een hoeveelheid interessant Spaans materiaal voor zang en gitaar, maar vrijwel alles daarvan is bewaard gebleven, of uitgegeven, buiten Spanje. Het bekendst zijn de Seguidillas van Fernando Sor. Deze korte, Spaanstalige liedjes schreef Sor deels voor hij in 1813 naar Parijs vertrok. Het is overigens niet geheel duidelijk in hoeverre deze Seguidillas echt 'composities' van Sor zijn of meer traditionele, mondeling overgeleverde liedjes in een arrangement van Sor. Behalve de bekende vroege Seguidillas van Sor zijn er ook nog die hij uitgaf nadat hij Spanje had verlaten, er er zijn er voor twee of drie stemmen en gitaar. Ook schreef Sor vrij veel voor zang en piano, en een aantal Franstalige liederen met zang en gitaar.

Er bestaan ook vrij vroege anonieme Spaanse seguidillas, in een manuscript in Wenen, die in stijl enorm met die van Sor overeenkomen, maar waarvan de begeleiding van aanzienlijk mindere kwaliteit is.

De ltaliaanse, in Spanje woonachtige gitarist Federico Moretti (1765-1838) schreef in ca. 1811 zijn Doce Canciones (12 liederen) op Spaanse teksten, die wellicht een van de eerste liedcyclussen voor de gitaar vormen. Het onderwerp is in elk lied de liefde, maar de invalshoek verandert steeds, van no.1 La Irresolucion (de aarzeling), via no.4 La Explicacion (de verklaring) naar no.6 La Posesion (het 'bezit'), en dan, naar no.12 La Libertad (de vrijheid, echter, in mineur!). Deze canciones werden door Sor genoemd als een voorbeeld van goede stemvoering en harmonie in de begeleiding, en Moretti werd door hem hoog geprezen. De harmoniek is in deze liederen af en toe gedurfd, en het is in zijn geheel een belangrijk, grootschalig werk.

De bovengenoemde Salvador Castro de Gistau, vrijwel zeker een Spanjaard gezien zijn naam, zijn werk en zijn connecties met andere 'Parijse Spanjaarden' als Sor, Aguado en Moretti, gaf behalve de genoemde periodieken ook meerdere bundels met zijn eigen Spaanse liederen uit. Deze liederen hebben vaak een alternatieve Franse tekst, en worden aangeduid met de genre-termen Seguidilla, Tirana en Bolero. Sommige van deze werken zijn in stijl of kwaliteit vergelijkbaar met die van Sor, en ze zijn voor de zanger veeleisend en virtuoos. Net als vele andere Parijse gitaristen (Carulli, Carcassi, Sor) opereerde Castro deels als zijn eigen uitgever.

naar boven

Italie

Het lijkt erop dat ook ltaliaanse gitaarliederen meer in het buitenland werden uitgegeven dan in Italie. Italiaanse gitaristen trokken in de eerste decennia van de eeuw massaal naar het buitenland, daar het publiek in ltalie zelf vooral geinteresserd was in opera, en niet in kleinschalige instrumentale muziek. Mauro Giuliani (1781-1829) schreef heel veel, en werd vooral in Wenen uitgegeven. Zijn ongeveer 200 werken met zangstem(men) en gitaar tonen heel verschillende stijlen, en laten de componist Giuliani van een zeer gunstige kant zien. Hij schreef zowel werk in het Duits, het Frans en het ltaliaans, en lijkt zich in de verschillende talen ook aan te passen aan de nationale stijlen. Een hoogtepunt zijn de 'Sechs Lieder' opus 89 uit 1817, op teksten van de beste Duitstalige dichters als Goethe en Mattheson, in een complexe harmonische taal, en met een constante dialoog tussen de zang- en de gitaarpartij. Als lied-componist verdient Giuliani zeer serieuze aandacht, ook buiten de gitaarwereld.

Behalve Giuliani bevonden zich in Wenen onder andere ook Antonio Nava (1775-1826) en Luigi Brambilla, die liederen met gitaar schreven in een vloeiende, wat theatrale stijl die men 'belcanto' zou kunnen noemen, en die zeker een sterke opera-invloed toont.

Ferdinando Carulli (1770-1841) en Matteo Carcassi (1792-1853), gevestigd in Parijs, hielden zich ook bezig met liederen: Carulli publiceerde slechts twee originele opusnummers voor de stem (opus 3 en 4) maar maakte zeker ook bewerkingen voor uitgevers. Matteo Carcassi was in Parijs actief als arrangeur van romances. In Engeland vindt men Italiaanse gitaisten met namen als Sperati, Sola, en Verini die zich onder meer bezighielden met het arrangeren van liederen voor de gitaar in de jaren 1820 tot en met 1840. Behalve de Italiaanse muziek In 'diaspora' is er waarschijnlijk nog veel interessants te vinden in de berucht ontoegankelijke Italiaanse muziekbibliotheken.

naar boven

De Duitstalige wereld

Van de Duitstalige liederen zijn voor gitaristen en zangers die van Franz Schubert natuurlijk het belangrijkst. Schubert speelde zelf gitaar, maar de honderden gitaar-uitgaven van zijn liederen werden doorgaans gearrangeerd door anderen als Diabelli, Matiegka of Pfeiffer. Dit repertoire is een schatkamer voor zang-gitaarduo's op moderne en historische instrumenten, maar een adequate uitvoeringspraktijk stelt enorme eisen aan de musici.

Duizendpoot Joseph Küffner (1776-1856), schreef al voor de publikatie van Schubert's liederen serieuze en harmonisch geavanceerde korte gitaarliederen, met complexe begeleidingen, maar niet al te diepe teksten.

Verder zijn er liederen met gitaar van Ludwig van Beethoven en Joseph Haydn (in transcripties van bijvoorbeeld Diabelli), en veel originele gitaarliederen van Carl Maria von Weber (1786-1826), die als zanger zichzelf bij optredens soms begeleidde op de gitaar. Weber's liederen verschillen onderling enorm in kwaliteit, van vrij banaal tot zeer origineel. Detail  
van een lied van Conradin KreutzerWerk van Weber, Schubert, Beethoven en gearrangeerde werken van zelfs Mozart verschenen onder meer in Lyra, een muziekperiodiek voor zang met piano en gitaarbegeleiding. Er zijn daarnaast liederen van Conradin Kreutzer (1780-1849), Louis Spohr (1784-1859), en van onbekenden als Bittinger, Keller en Nicola. Interessant zijn verder de werken van Johann Andreas Amon (1763-1825): volgens lexicograaf P.J. Bone schreef hij (naast kamermuziek voor gitaar en strijkers) zeer veel werken voor zang met fluit en gitaar. Een daarvan is uitgegeven bij SPES in Florence. Fernando Sor publiceerde bewerkingen van aria's uit Mozart's Don Giovanni.

naar boven

Groot-Brittannie

In Groot-Brittanie schijnt de gitaar-mode wat later te zijn losgebarsten. Men vindt in de jaren twintig tot en met veertig gitaarversies van theaterliederen onder de naam Ballads. Dit zijn populaire en nogal sentimentele 'kunst'-liederen, die eerst in theaters met orkest waren uitgevoerd, en daarna in piano- of gitaarreduktie werden uitgegeven voor huiselijk gebruik. De componisten hebben namen als Alexander Lee, J.A. Wade en Sir Henry Bishop. Ook hier zijn er Italiaanse gitaristen te vinden als arrangeurs: Carlo Michele Alessio Sola, en G. Luigi bijvoorbeeld. Er werd gitaarmuziek gedrukt in Londen en in Liverpool.

Curieus zijn de Schotse liedbewerkingen van Matthias von Holst (1767-1854), een Brits componist van Scandinavische afkomst, die passen in de Schotse mode die opduikt in de literatuur van de vroege 19de eeuw (Sir Walter Scott), en die weer een nieuwe nationale 'kleur' doen opduiken. Deze liedjes uit ongeveer 1825 lijken op papier erg eenvoudig, maar zijn zeer effektief op concertprogramma's. Thema's van deze gearrangeerde 'traditionals' zijn de liefde, de huiselijke gezelIigheid en gewelddadige Schotse nationalistische gevoelens:

	Scots wha hae wi' Wallace bled,
	Scots, whom Bruce has often led,
	Welcome to your gory bed, 
	Or to victory, 
	Nows the day, and nows the hour
	See the front of battle lour 
	See approach proud Edward's pow’r
	Chains and Slavery! 

Maar ook bevindt zich in deze collectie een duet, en een merkwaardig lied met de titel 'Durandarte and Belerma', dat echter door verschillende bronnen wel wordt aangeduid als Schots.

naar boven

Verder nog

Verder is mij het bestaan bekend van Nederlands, Belgisch en Latijns-Amerikaans repertoire, en moet er Russisch repertoire bestaan van later in de 19de eeuw. Uit Noord-Amerika is er heel veel repertoire te vinden vanaf ca.1860, met invloeden van Schotse en Engelse muziek. Er is veel muziek voor gitaar en zang gedrukt in Denemarken. Ook is er het een en ander geschreven voor declamatie en gitaar. Dit vraagt om verder onderzoek!

Een conclusie, voorlopig

Het beeld dat opdoemt van de gitaar-uitvoeringspraktijk van het begin van de 19de eeuw is niet een van vele amateurs die aan hun sonates en variatiereeksen werken, maar van amateurs die zichzelf en elkaar begeleiden in een eindeloze hoeveelheid liederen en liedjes. Het gros van de gitaarmethodes eindigt met een aantal romances of liederen (Carulli, Merchi, Sor, Baillon, bijvoorbeeld), alsof dat het logische einddoel van alle inspanning is. Ik ben er van overtuigd dat na zorgvuldig tellen van hoeveelheden gedrukte gitaarmuziek zal blijken dat er veel meer muziek gedrukt is voor stem en gitaar dan voor gitaar solo. Wellicht is ons gangbare beeld van de gitaar aan het begin van de 19de eeuw als soloinstrument wat vertekend door de grote kwaliteit van de solowerken van Aguado, Sor en Giuliani, en zien wij daardoor het belang van een grote hoeveelheid zeer boeiend repertoire, namelijk dat voor zang en gitaar, over het hoofd.

Aan de slag

Gitaristen en zangers van nu die aan de slag willen met dit repertoire kunnen terecht bij steeds meer uitgevers die moderne herdrukken en facsimiles uitgeven. Ook het Internet is juist voor dit repertoire een geweldige zoekplaats. Een kort overzicht van uitgevers:

Verder kan men zoeken in bibliotheken met muziekcollecties (die van het Gemeentemuseum in Den Haag bijvoorbeeld) en bevindt zich veel gitaarmuziek in prive-collecties. Ook op internet is het een en ander te vinden. Zie hiervoor de links-pagina van deze site.

naar boven

Noten

1 'Die Menge an veroffentlichten banalen Begleitungen für Gitarn oder Lyra-Gitarn wuchs explosionartig' (Matanya Ophee: 'Hommage au Beau Sexe', artikel over de lyra-gitaar in Gitarre und Laute no.2, 1988: pag. 21).

2 Frederick Grunfeld in The Art and Times of the Guitar, Collier Books, New York, 1969: 'Since everybody sang, and the guitar's function was simply to strum chords, various kinds of harmonic shorthand were devised -usually a crude alphabetic system, inexact but adequate to the purpose, which spelled out the chords and left it to the player to reel them off ad lib, whenever the song seemed to need one. With sunday guitarists visibly multiplying everywhere, it was only natural that the European market for guitar music should soon be glutted with trivia of this kind, whose chief attraction was that everybody could play after a couple of hours of instruction. ' (pag.156) .

3 Kevin Mason: The Chitarrone And Its Repertoire in Early Seventeenth Century Italy, Boethius Press, Aberystwith, Wales, 1989.

4 Men moet zich realiseren dat tussen ca. 1750 en 1800, in de overgangstijd van de barokgitaar naar de 6-snarige romantische gitaar, er een veelheid aan gitaartypes gelijktijdig bestond:

Zie hiervoor het artikel 'Essential Issues in Performance practices of the classical guitar, 1770-1850' van Richard Savino in Victor Anand Coelho (red. ) : Performance Practice on Lute, Guitar and Vihuela, Cambridge, 1997.

5 uitgegeven bij Minkoff in Geneve.

6 Imogen Fellinger: Periodica Musicalia 1789-1830, Gustav Bosse Verlag, Regensburg, 1986.

7 Idem, Fellinger.

8 uitgegeven door Gitarre & Laute Verlagsgesellschaft in 1990 .

9 Freiburg im Breisgau, in ieder geval een jaargang 1824 (Fellinger).